Intreden van de graven

Intreden van de graven van Vlaanderen in Gent

Het was gebruikelijk dat vorst(innen) of landvoogd(essen) bij hun aantreden de steden in het gebied waarover hun gezag zich uitstrekte, een bezoek brachten. In theorie werden ze daarbij feestelijk onthaald door de lokale bevolking.

Tijdens dergelijke "blijde inkomsten" legde de nieuwe vorst(in) een eed af op de lokale privileges en rechten, in ruil daarvoor werd zijn of haar gezag erkend. Zo bezochten onder meer de Bourgondische hertogen en hun opvolgers in hun hoedanigheid van graaf van Vlaanderen verschillende steden van wat we vandaag als Vlaanderen beschouwen.

De eerste blijde intrede was in 1301.

De blijde intrede van 1301 was een actie van de Franse koning Filips IV (bijgenaamd: 'de schone' )in het graafschap Vlaanderen.

De blijde intrede in Gent vond plaats van 22 tot 27 mei 1301 en kostte meer dan 27.000 pond, meer dan 1 jaar belastingopbrengst. Op 22 mei kwam het vorstelijk paar aan in Gent. Over de gebeurtenissen daar bracht de Gentse minderbroeder verslag uit: 'De Gentenaren gingen de koning met grote eerbied tegemoet'. 'Allen met nieuwe kleren getooid, de poorters op twee wijzen, omdat ze onder elkaar verdeeld waren, en het gewone volk op zijn manier. Er werden veel spelen gehouden. En de schepenen gaven hem prachtige en royale geschenken'. Het geheel zou, nog steeds volgens de minderbroeder, zevenentwintigduizend pond gekost hebben. Filips en zijn gevolg bleven 5 dagen in Gent. In Gent heerste er onder het gemeen grote onvrede over een belasting op de dagelijkse verbruiksgoederen, het ongeld. Deze belasting werd voornamelijk geheven om de zware stadsschulden aan te zuiveren. Bij de intrede van de koning vroeg het volk de afschaffing van deze belasting, wat door Filips in het vuur van het prachtige feest dat te zijner ere werd gehouden, werd toegestaan. Dit was zeer tegen de zin van het patriciaat.

Het kasteel van Zwijnaarde, was sinds 1420 door het protocol voorgeschreven als verblijfplaats voor de graven van Vlaanderen. Ze brachten er de nacht door voor ze in de Sint-Pietersabdij de investituur ontvingen, en hun blijde intrede deden te Gent. Ze bleven overnachten in het kasteel om eventjes van hun vermoeiende reis te bekomen en hun gevolg toe te laten zich even te 'fatsoeneren'.

Hoe gebeurde de 'Blijde inkomsten' in Vlaanderen?

Ik beschrijf de blijde inkomsten en de eedafleggingen, en voeg erbij wie hen feestelijk ontving.

Wij lezen in "De Blijde inkomsten der Graven van Vlaanderen in de Sint-Pietersabdij van Gent", van priester Gab. Célis het volgende…

- In de geschiedenis staan er 16 blijde inkomsten op Sint Pieters bekend, zoals blijkt uit een geschrift: 'Synopsis Habentarum in Blandinio Inaugurationum', opgemaakt voor de intrede van Jozef II, en uit de verhalen door gezworen notarissen geboekt en in het archief bewaard.-

In het voormeld geschrift staan aangetekend de ontvangsten van Lodewijk van Grecy in 1332 door de abt Fulcro De Rycke; Philips van Bourgondië in 1385 door Joannes De Rycke; Jan zonder Vrees, op 15 april 1404, door Bernardus Leeuwaert; Philips de Goede, op 20 september 1419, door Joannes de Mayzghzm; Karel de Stoute, op 27 juni 1467, door Philips Courauld; Karel V, op 3 maart1515, door Jan de Cauwenburch; Albert en Isabella, op 30 januari 1600, door Colombanus Vrancx.

In 1897 verscheen er in het blad 'Den Denderbode' een artikel over een bezoek van Karel de stoute in 1467 aan Gent.

In den morgend van zaterdag 27 juni, terwijl de bedevaart zich in Hautem had gericht, was de Hertog van Bourgondië met eenen talrijken stoet edelen en ridderen, op eene mijl van Gent afgestapt, in het kasteel der abdij van St. Pieter.Dit kasteel was een groot en oud gebouw, dat niet weinig aan eene verschansing leek, eene plaatse om bij onlust en oorlog gansch het vlak der Schelde te beheerschen. Sedert onheugelijken tijd, vooraleer zij te Gent zouden ingehuldigd worden, moesten de Graven van Vlaanderen, daags vóór hunne krooning zich ophouden in dit verblijf, dat dan ook, deels om zijne schoone ligging en de gezonde lucht, die men er ademde, deels om de kalmt rust dier wijde groene velden, waar ontallijk bont vee op graasde, niet onwaardig was eenen vorst ter woning te strekken.Dit herbergzame kasteel van Zwijnaarde werd dikwerf betrokken door persoonaadjen uit den hoogsten adel; den ongelukkigen zelfs mocht het niet zelden een oord van toevlucht worden. Immers, Kristien II, nadat hij uit Denemarken was verjaagd, vond er eene heilzame schuilplaats, en ten jare 1525 overleed er ook Isabella van Oostenrijk, zijne godvruchtige gemalin.Al de moniken van St. Pieter trokken de komst van Karel te gemoet. Deze was vergezeld van zijne dochter Maria (Maria van Bourgondië) , eene jonge maagd van een twaalftal jaren, welke hij met zich genomen had om de Gentenaren te believen. De abt zocht hem aan om in het kasteel den nacht door te brengen, en om het vorstelijk avondmaal, er hem toebereid, wel te willen aanvaarden, hetgeen de Vorst dadelijk inwilligde.Nauwelijks had hij aan 't hooge einde der tafel plaats genomen, tusschen den Abt en zijnen trouwen raadsheer, Heer van Gruthuze,of, toevallig blikkend op het voorhof van het kasteel, zag hij het gevuld met eene groote menigte, die er zwijgend en met ernstige houding binnendrong.-Bij St.- Joris! Mijn beste vriend en abt, waar wil dat heen? Zal mij dit volkje op staande voet hier gaan belegeren?

Bij het uiten der woorden vloog Karel op naar het venster, terwijl hij in zijne haast, eenen tot den rand gevulden beker over de tafel heen deed tuimelen.

  • Bedaar u, Vorst, - sprak Lodewijk van Gruthuse – gij vergat toch niet dat er bij elke inhuldiging van Vlaanderens Graven, een aantal bannelingen te Zwijnaarde, hunne vergiffenis van den Vorst komen afsmeeken.
  • Ha ! Dit is waar! – antwoordde Karel.

Om tien uren des morgends kondigde het geschut der groote vestigingen de Gentsche volkeren het naderen van zijnen nieuwen meester aan. En inderdaad, Hertog Karel had toen al vroeg het kasteel van Zwijnaarde verlaten om zich naar Gent te begeven, gevolgd van al zijne edelen en ridders, rondom welke de jubelende menigte der in vrijheid gestelde bannelingen zich nu ook had geschaard.

Stoet trekt onder de triomfboog op de vrijdagsmarkt
Stoet trekt onder de triomfboog op de vrijdagsmarkt

We bekijken nu even de laatste intrede, van Albrecht en Isabella. 

Toen hun huwelijk achter de rug was begint het vorstenpaar aan hun 'blijde intrede'-toer.

Op 22 januari 1600 bereikten ze Gent en werden geestdriftig onthaald met een zes dagen durend feest. 

Tijdens deze intrede beleefde de in Gent getogen Maximilien De Vriendt (Vrientius) zijn doorbraak als dichter daar hij  belast werd met het opstellen van huldegedichten en chronogrammen (tijdverzen) op de triomfbogen bij de intrede van de aartshertogen Albrecht en Isabella.

Voor deze blijde intrede werd ook een schilderij vervaardigd dat de schikgodinnen voorstelt bij de wieg van Karel V  

In de 16de eeuw belandde Gent in het midden van de Beeldenstorm. De stad was zelfs 7 jaar lang een calvinistisch bolwerk. Hier stopten de blijde intreden en volgden de eedafleggingen.

(Gent: STAM): Het schilderij toont op allegorische wijze de geboorte van Karel V te Gent in 1500. Het kind ligt in een hemelbed met baldakijn. Zijn hoofd omgeven door een stralenkrans. Naast hem staan Juno Lucina, de godin van de geboorte, met kroon op het hoofd en scepter in de linkerhand, en een genius met de hoorn des overvloed. Twee groepen van drie vrouwen bevinden zich aan weerszijden van het bed. Links de drie Parken [= Schikgodinnen] die de levensdraad van de prins spinnen, rechts de drie Gratiën, waarvan een de borsten ontbloot en een andere met een breed gebaar het kind aanwijst. Bovenaan links biedt een hand vanuit een wolk met de zodiactekens van Jupiter, Mars en venus de keizerskroon aan het kind aan. Het stadsgezicht op de achtergrond stelt vermoedelijk Gent voor met de poort van het prinsenhof waar volgens de historiografen Karel V geboren werd. De verschillende delen van de voorstelling worden door latijnse teksten verklaard. Deze zijn vermoedelijk een later toevoeging.